Translation of "Slaapt" in German

- Slaapt hij?
- Slaapt ze?

Schläft er?

- Hij slaapt waarschijnlijk.
- Waarschijnlijk slaapt hij.

Er schläft wahrscheinlich gerade.

- De kat slaapt.
- De kattin slaapt.

Die Katze schläft.

- De kat slaapt.
- De poes slaapt.

Die Katze schläft.

Hij slaapt.

Er schläft.

Slaapt hij?

Schläft er?

Tom slaapt.

- Tom schläft.
- Tom pennt.

Slaapt Tom?

Schläft Tom?

De hond slaapt.

Der Hund schläft.

De stad slaapt.

Die Stadt schläft.

Hij slaapt diep.

- Er schläft tief.
- Er schläft tief und fest.

Mijn linkervoet slaapt.

Mein linker Fuß ist eingeschlafen.

Hij slaapt niet.

Er schläft nicht.

Hij slaapt nog.

Er schläft noch.

Mijn linkerarm slaapt.

Mein linker Arm ist eingeschlafen.

Tom slaapt niet.

Tom schläft nicht.

Slaapt Tom nog?

Schläft Tom noch?

De zuigeling slaapt.

Das Baby schläft.

Maria slaapt veel.

Maria schläft viel.

De jongen slaapt.

Der Junge schläft.

De kat slaapt.

Die Katze schläft.

De poes slaapt.

Die Katze schläft.

Hij slaapt wel.

Er wird schlafen.

Tom slaapt waarschijnlijk.

Tom schläft wahrscheinlich.

- Hij slaapt als een roos.
- Hij slaapt als een baby.

- Er schläft wie ein Baby.
- Er schläft wie ein kleines Kind.

- Zij slaapt in de auto.
- Ze slaapt in de auto.

Sie schläft im Auto.

Hoelang slaapt een beer?

Wie lange schläft ein Bär?

De baby slaapt nog.

Das Baby schläft noch.

Waarom slaapt hij niet?

Warum schläft er nicht?

- De kat slaapt op tafel.
- De kat slaapt op de tafel.

Die Katze schläft auf dem Tisch.

Zij is verkouden en slaapt.

Sie hat eine Erkältung und schläft.

Mijn broer slaapt nog steeds.

Mein Bruder schläft immer noch.

Alice slaapt in mijn kamer.

Elke schläft gerade in meinem Zimmer.

Alice slaapt in haar kamer.

Alice schläft in ihrem Zimmer.

Hij slaapt als een roos.

- Er schläft wie ein Baby.
- Er schläft wie ein kleines Kind.

Wie veel slaapt, leeft weinig.

Wer lange schläft, lebt kurz.

Ik denk dat Tom slaapt.

- Ich glaube, Tom schläft gerade.
- Ich glaube, Tom schläft.

Tom slaapt in zijn kamer.

Tom schläft in seinem Zimmer.

Waarom slaapt Tom nog niet?

Warum schläft Tom noch nicht?

Ze slaapt in de auto.

Sie schläft im Auto.

Tom slaapt in zijn auto.

Tom schläft in seinem Auto.

Ze slaapt met twee kussens.

Sie schläft mit zwei Kissen.

Ze slaapt als een roos.

Sie schläft wie ein Baby.

Ik weet dat zij slaapt.

Ich weiß, dass sie schläft.

- Een hond slaapt op de veranda.
- Er slaapt een hond in de veranda.

Ein Hund schläft auf der Veranda.

De kat slaapt graag naast me.

Die Katze schläft gern neben mir.

De kat slaapt op een stoel.

Die Katze schläft auf einem Stuhl.

De hond slaapt in de auto.

Der Hund schläft im Wagen.

Een hond slaapt op de veranda.

Ein Hund schläft auf der Veranda.

De kat slaapt op de stoel.

- Die Katze schläft auf dem Stuhl.
- Die Katze schläft auf einem Stuhl.

Mijn kat slaapt op mijn bed.

Meine Katze schläft auf meinem Bett.

De vrouw slaapt in de slaapkamer.

Die Frau schläft im Schlafzimmer.

Een kat slaapt op een stoel.

Eine Katze schläft auf einem Stuhl.

De kat slaapt op de tafel.

Die Katze schläft auf dem Tisch.