Translation of "Sneeuwen" in English

0.007 sec.

Examples of using "Sneeuwen" in a sentence and their english translations:

- Het zal morgen sneeuwen.
- Het gaat morgen sneeuwen.

- It'll snow tomorrow.
- It will snow tomorrow.

- Het gaat sneeuwen vandaag.
- Het gaat vandaag sneeuwen.

- It'll snow today.
- It's going to snow today.

- Morgen gaat het sneeuwen.
- Morgen zal het sneeuwen.

- It'll snow tomorrow.
- It will snow tomorrow.
- It will be snowing tomorrow.

Het gaat sneeuwen.

It is going to snow.

- Het is begonnen te sneeuwen.
- Het begon te sneeuwen.
- Het is beginnen te sneeuwen.

- It began to snow.
- It's started to snow.
- It started to snow.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.

- It may snow.
- Maybe it'll snow.

- Het is begonnen te sneeuwen.
- Het is beginnen te sneeuwen.

It was beginning to snow.

Het blijft maar sneeuwen.

The snow is falling fast.

Morgen gaat het sneeuwen.

- It'll snow tomorrow.
- It will be snowing tomorrow.

Het begon te sneeuwen.

- It began to snow.
- It's started to snow.
- It started to snow.

Morgen zal het sneeuwen.

It will be snowing tomorrow.

Het gaat vandaag sneeuwen.

It'll snow today.

Het kan vanavond sneeuwen.

- There is a possibility that it will snow tonight.
- It may snow tonight.
- It might snow tonight.

Misschien gaat het sneeuwen.

- It may snow.
- Maybe it will snow.
- Maybe it'll snow.

Zal het vanavond sneeuwen?

Will it snow tonight?

Gaat het vanavond sneeuwen?

Is it going to snow tonight?

Het gaat sneeuwen vandaag.

It'll snow today.

Het gaat niet sneeuwen.

- It isn't going to snow.
- It's not going to snow.

Morgenvroeg zal het sneeuwen.

Tomorrow morning will be snowy.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.

It may snow.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.

Maybe it will snow.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.

- It may snow.
- Maybe it will snow.
- Maybe it'll snow.

Het is weer gaan sneeuwen.

It's started snowing again.

Vanmiddag gaat het misschien sneeuwen.

It may snow in the afternoon.

Waarschijnlijk gaat het morgen sneeuwen.

- Probably it will snow tomorrow.
- It will probably snow tomorrow.

Het was aan het sneeuwen.

It was snowing.

Het moet morgen gaan sneeuwen.

It's supposed to snow tomorrow.

Het is begonnen te sneeuwen.

- It's started to snow.
- It started to snow.

Waarschijnlijk zal het vanavond sneeuwen.

It's likely to snow this evening.

Gaat het sneeuwen deze avond?

Will it snow tonight?

Het is gestopt met sneeuwen.

- The snow stopped falling.
- It's stopped snowing.

Is het aan het sneeuwen?

Is it snowing?

Het kan vanmiddag gaan sneeuwen.

It may snow this afternoon.

Het is echt aan het sneeuwen.

It's really snowing.

Oh, het is aan het sneeuwen!

- Ah! Snow!
- Oh, it's snowing!

Een uur geleden stopte het met sneeuwen.

It stopped snowing an hour ago.

Ik geloof dat het morgen gaat sneeuwen.

- I believe it will be snowing tomorrow.
- I believe it will snow tomorrow.
- I think it'll snow tomorrow.
- I believe it'll snow tomorrow.

Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.

Maybe it'll snow.

- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.

It may snow.

- Het sneeuwt.
- Het is aan het sneeuwen.

- It is snowing.
- It's snowing.

Volgens een weersvoorspelling zal het morgen sneeuwen.

- According to the weather forecast, tomorrow will be snowy.
- According to the weather forecast, it will snow tomorrow.

Volgens het weerbericht gaat het morgen sneeuwen.

According to the weather forecast, it'll snow tomorrow.

- Sneeuwt het?
- Is het aan het sneeuwen?

Is it snowing?

Het is nog niet begonnen met sneeuwen.

It hasn't started snowing yet.

Ik wou dat het stopte met sneeuwen.

I wish it would stop snowing.

Naar alle waarschijnlijkheid zal het vandaag niet sneeuwen.

- In all probability it won't snow today.
- In all likelihood it won't snow today.

- Wanneer ik de gordijnen opende was het aan het sneeuwen.
- Het was aan het sneeuwen wanneer ik de gordijnen opende.

When I opened the curtains, it was snowing.

- Het sneeuwt weer.
- Het is weer aan het sneeuwen.

It's snowing again.

Het was al de hele week aan het sneeuwen.

It had been snowing all week.

- Oh, het sneeuwt!
- Oh, het is aan het sneeuwen!

Oh, it's snowing!

- Waarschijnlijk krijgen we morgen sneeuw.
- Waarschijnlijk gaat het morgen sneeuwen.

- Probably it will snow tomorrow.
- It will probably snow tomorrow.

- Het had gesneeuwd.
- Het heeft gesneeuwd.
- Het was aan het sneeuwen.

- It snowed.
- It was snowing.
- It's been snowing.

- Het sneeuwt alweer.
- Het sneeuwt weer.
- Het is weer aan het sneeuwen.

It's snowing again.

- Het lijkt op sneeuw richting de avond.
- Het lijkt erop dat het gaat sneeuwen tegen de avond.

It looks like snow toward evening.