Translation of "Geholpen" in English

0.114 sec.

Examples of using "Geholpen" in a sentence and their english translations:

- Heb je geholpen?
- Heeft u geholpen?
- Hebben jullie geholpen?

Did you help?

- Heeft iemand je geholpen?
- Heeft iemand u geholpen?
- Heeft iemand jullie geholpen?

- Has anybody been helping you?
- Has anyone been helping you?

Hij is geholpen.

We look after him.

Wij worden geholpen.

We are being helped.

Heeft Tom geholpen?

Did Tom help?

Ik word geholpen.

I'm being helped.

Ik heb geholpen.

I helped.

Hij heeft geholpen.

He helped.

- Het heeft me erg geholpen.
- Het heeft me veel geholpen.

- It helped me a lot.
- It helped me a lot!

- En niemand heeft je geholpen?
- En niemand heeft u geholpen?

- And no one helped you?
- And nobody helped you?

Niemand heeft me geholpen.

No one helped me.

Ik heb Tom geholpen.

- I helped Tom.
- I was helping Tom.

Bob heeft mij geholpen.

Bob helped me.

Ik heb haar geholpen.

I helped her.

Zij heeft ons geholpen.

She helped us.

Tom moet geholpen worden.

Tom needs to be helped.

Hebt ge mama geholpen?

You helped Mommy?

Tom heeft enorm geholpen.

Tom has been a big help.

Wordt u al geholpen?

Are you being served, sir?

Zij hebben ons geholpen.

They helped us.

Tom heeft Maria geholpen.

Tom helped Mary.

Tom heeft ons geholpen.

Tom helped us.

Tom heeft me geholpen.

Tom helped me.

We hebben Tom geholpen.

We helped Tom.

Wij hebben hem geholpen.

We helped him.

Ik heb ze geholpen.

I helped them.

- Bob heeft mij geholpen.
- Bob heeft me geholpen.
- Bob hielp mij.

Bob helped me.

Het heeft niet echt geholpen.

I don't think it really helped.

Ze hadden elkaar ooit geholpen.

They had once helped each other.

Het heeft me veel geholpen.

It helped me a lot!

Ik heb hem gisteren geholpen.

I helped him yesterday.

En niemand heeft je geholpen?

- And no one helped you?
- And nobody helped you?

Tom heeft ons veel geholpen.

Tom helped us a lot.

Mijn vriend heeft me geholpen.

My friend helped me.

Ik heb de armen geholpen.

I have helped the poor.

- Tom hielp.
- Tom heeft geholpen.

Tom helped.

Neen, ik heb niet geholpen.

No, I didn't help.

En niemand heeft u geholpen?

And nobody helped you?

Het heeft me erg geholpen.

- It helped me a lot.
- That helped me a lot.

Tom heeft ook hier geholpen.

Tom helped here as well.

- Ik hielp.
- Ik heb geholpen.

- I helped out.
- I helped.

Ze heeft haar vrienden geholpen.

She helped her friends.

"Heeft het geholpen?" "Een beetje."

"Did it help?" "A little."

We hebben ook hen geholpen.

We helped them as well.

Tom heeft me niet geholpen.

Tom didn't help me.

Waarom heeft ze mij geholpen?

Why did she help me?

- U hielp ons.
- Jij hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jij hebt ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.

You helped us.

- Wie hielp jou?
- Wie hielp u?
- Wie hielp jullie?
- Wie heeft u geholpen?
- Wie heeft jou geholpen?
- Wie heeft jullie geholpen?

Who helped you?

- Jij hielp mij.
- U hielp mij.
- Jullie hielpen mij.
- Jij hebt mij geholpen.
- U heeft mij geholpen.
- Jullie hebben mij geholpen.

You helped me.

- U hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.

You helped us.

Dat heeft me vaak geholpen. Oké.

And that's helped me so often. Okay.

Heeft Tom gisteren zijn moeder geholpen?

Did Tom help his mother yesterday?

Gisteren heb ik mijn vader geholpen.

I helped my father yesterday.

- Tom weet niet dat jij me geholpen hebt.
- Tom weet niet dat jullie me geholpen hebben.

- Tom doesn't know you were helping me.
- Tom doesn't know that you were helping me.

Het heeft me geholpen steun te krijgen

It's helped me build support and community

Ik heb mama in de keuken geholpen.

I helped Mommy in the kitchen.

- Wie hielp Tom?
- Wie heeft Tom geholpen?

Who helped Tom?

- Tom hielp zichzelf.
- Tom heeft zichzelf geholpen.

Tom helped himself.

- Ik heb Tony geholpen.
- Ik hielp Tony.

I helped Tony.