Examples of using "Boontje" in a sentence and their english translations:
Boontje komt om zijn loontje.
He'll get what he deserves.
- Ik heb een uitje met jou te pellen. - Ik moet een boontje met jou schillen. - Ik heb met jou een appeltje te schillen.
- I have a bone to pick with you. - I have a crow to pluck with you.
- Hij was een heilig boontje waar iedereen respect voor had. - Hij was een predikant die door iedereen gerespecteerd werd. - Hij was een tartuffe die door iedereen gerespecteerd werd.