Examples of using "Sami" in a sentence and their dutch translations:
Sami is een moslim.
Sami kwam dichterbij.
Sami is kaal.
Sami is aan het vasten.
Sami zat op Facebook.
Sami was analfabeet.
Sami was geen moslim.
Sami wist het.
Sami werd gepakt.
Sammy was jaloers.
Sami is vermoord.
Sami verstopte zich.
Sami belde.
Sami is aangekomen.
Sami wordt ontslagen.
Sami werd gek.
Sami wachtte.
Sami ontsnapte.
Sami heeft geantwoord.
Sami was moslim.
Sami stierf.
Sami is in de moskee.
Sami begon te huilen.
Sami legde zijn sjahada af.
Sami hertrouwde.
Sami vloekte.
Sami plaste.
Sami bekeerde tot de islam.
Sami las de Koran.
Sami reciteerde de Koran.
Sami ging de moskee in.
Sami verliet de moskee.
- Sami downloadde de applicatie.
- Sami downloadde de app.
Sami verliet het vliegveld.
Sami verliet de islam.
Sami deed de ghoesl.
Sami gelooft in Allah.
Sami vast vandaag.
Sami was niet betrouwbaar.
Sami ging naar de apotheek.
Sami had Layla kunnen verdedigen.
Sami was geïnteresseerd in de islam.
Sami ging naar de moskee.
Sami was bang voor de islam.
Sami accepteerde de islam.
Sami vertelt de waarheid
Sami vertrok.
Sami klaagde.
Sami overleefde.
Sami was het daar niet mee eens.
Sami beschermde Layla.
Sami is met pensioen.
Sami stemde toe.
Sami keerde terug.
Sami kookt.
Sami groeide hier op.
Sami is 36 jaar oud.
- Sami heeft het probleem opgelost.
- Sami loste het probleem op.
Sami pleegde zelfmoord.
Sami wachtte daar.
Sami is doodgevallen.
Sami schoot de beer neer.
Sami is ouder dan 60 jaar.
Sami werd bisschop.
Sammy stelde dat voor.
Sami was erg enthousiast.
Sami leerde over de islam.
Sami molk koeien.
Sami sloeg terug.
Sami ging op Facebook.
- Sami plantte bloemen.
- Sami heeft bloemen geplant.
Sami werd ziek.
Sami vertrouwde zijn moeder.
Sami is 26 jaar oud.
Sami was sushi aan het eten.
Sami was aan het douchen.
Sami zag Layla.
Sami gaat naar de moskee.
Sami belt de politie.
Sami was een engel.
Sami schreeuwt.
- Sami was heel lief.
- Sami was zeer lief.
- Sami was erg lief.
- Sami datete.
- Sami was aan het daten.
Sami droeg een bril.
Sami houdt niet van moslims.
Sami hield van de islam.
Sami is nu moslim.
Sami reciteerde de Koran.
Sami werd een moslim.
Sami luisterde naar de Koran.
Sami ging de moskee binnen.
Sami werd wakker voor de soehoor.
Sami deed de woedoe.
Sami reciteerde de azan.
Sami ging ihraam binnen.