Examples of using "Ararım" in a sentence and their dutch translations:
Ik bel je wanneer ik aankom.
Ik zal je bellen zodra ik aan het station ben.
Ik bel je op wanneer ik bij het station aankom.
Ik bel je wanneer ik klaar ben.
Als ik je paspoort vind, zal ik je roepen.
Ik roep de jongen, en hij komt.
Als ik jou was, zou ik een arts bellen.
Ik zoek vaak woorden op in dat woordenboek.
Als er iets fout gaat, zal ik je bellen.
- Ik bel ze morgen, als ik weer terug ben.
- Ik bel ze morgen, wanneer ik weer terug ben.
Als ik jou was, zou ik een arts bellen.