Examples of using "Burada" in a sentence and their dutch translations:
Uw hond is hier.
Je vriend is hier.
Ze is hier.
- Je kunt hier studeren.
- U kunt hier studeren.
- Jullie kunnen hier studeren.
Is ze hier?
Ik kan hier niet sterven.
Je kan hier niet zwemmen.
Hier zie je het.
Kijk, daar.
En je zag het hier.
Laten we hier stoppen.
Mijn huis is hier.
Het boek is hier.
Laten we hier wachten.
Blijf hier!
Wacht hier.
Ik wacht hier.
U bent niet welkom hier.
Tom is hier.
Stop hier.
De trein is hier.
Niet hier!
Ik woon hier.
- Uw schoenen zijn hier.
- Zijn schoenen zijn hier.
- Uw schoenen staan hier.
- Zijn schoenen staan hier.
- Haar schoenen staan hier.
Ik blijf hier.
De politie is hier.
Je vriend is hier.
Ik eet hier.
Ik had plezier hier.
Het is hier.
- Ik ga hier niet zitten.
- Ik zit hier niet.
- Hier zit ik niet.
- Hier ga ik niet zitten.
- We leven hier.
- Wij wonen hier.
Laten we hier uitrusten.
Gij werkt hier niet.
Je boek is hier.
We kunnen ons hier binnen verbergen.
Het is Kerstmis.
Ik zal er zijn.
We zijn hier veilig.
We blijven hier.
- Jij blijft hier.
- Jij zal hier blijven.
Ik woon hier niet.
Ik zal hier blijven.
Wij zullen hier blijven.
Ik werk hier.
Hij is hier!
- Ja mag hier niet eten.
- Je kan hier niet eten.
Ik kan hier niet werken.
De pizza is hier.
De politie is hier.
En wat hier leeft... ...zal er niet veel langer zijn.
- Waarom werk jij hier?
- Waarom werk je hier?
- Waarom werkt u hier?
- Waarom werken jullie hier?
Ik wil hier niet sterven!
Je kan hier niet zwemmen.
Sliepen jullie hier?
Ze is niet hier.
Ik woon niet hier in Boston.
- Blijf hier met mij.
- Blijf hier bij mij.
Wat doe je hier?
Ik wil hier blijven.
Wat doen we hier?
Ben je hier morgen?
Is het hier?
Wacht hier even.
Dus ik zit hier op de achtergrond
Het werk begint hier.
Het idee is niet te verwachten...
Hier is hij.
Het punt is --
Studeer hier.
Hier ben je niet onderhevig aan gevaar.
- Je schoenen zijn hier.
- Uw schoenen zijn hier.
- Jullie schoenen zijn hier.
De bijeenkomst werd hier gehouden.
Wat is hier gebeurd?
- Hij speelt hier.
- Hij is hier aan het spelen.
Mijn kip is hier.
Waarom is ze hier?
De rivier is hier diep.
- Woonden jullie hier?
- Woonde u hier?
Laat dit hier.
Er waren hier bloemen.
Ik denk dat ik hier blijf.