Examples of using "Guapa" in a sentence and their dutch translations:
- Zij is mooi.
- Ze is knap.
- Ge zijt mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.
Ik ben mooi.
- Hé stuk!
- Hallo schoonheid!
- Je ziet er prachtig uit.
- U ziet er prachtig uit.
- Jullie zien er prachtig uit.
Ze is knap.
Ze is erg knap.
Zij is mooi.
Het meisje is mooi.
Hij ziet er heel goed uit.
Laurie is mooi.
- Ge zijt heel mooi.
- Je bent heel mooi.
Je bent erg mooi.
- Mijn zus is knap.
- Mijn zus is mooi.
- Jij bent mooi.
- Jullie zijn mooi.
- Je bent mooi.
De vrouw is mooi.
- Jij bent mooi.
- Je bent mooi.
- Het meisje is knap.
- Het meisje is mooi.
- Je ziet er geweldig uit.
- Je bent prachtig.
- Je bent heel mooi.
- Je bent erg knap.
Dat meisje is heel knap.
Ze wordt steeds knapper.
Ik ben mooier dan jullie.
Ze is een knap meisje.
Zij is mooi.
Mijn zus was een erg knappe vrouw.
Ze is erg knap.
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
- Ik ben mooier dan jij.
- Ik ben knapper dan jij.
- Ik zie er beter uit dan jij.
- Ik zie er beter uit dan jullie.
Zij is niet knapper dan haar moeder.
Ik ben mooi.
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
- Zij is knap.
Ik ben mooi.
Ik zou zo mooi en talentvol willen zijn.
Je bent erg knap.
Het is waar de ze leuk is, maar ze is egoïstisch.
- Mijn zus is knap.
- Mijn zus is mooi.
- Mijn zuster was een heel mooie vrouw.
- Mijn zus was een erg knappe vrouw.
- Je ziet er geweldig uit.
- Je bent prachtig.
Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
Wat ben je mooi!
Ze is niet alleen knap, maar ze is ook intelligent.
Wat ben je mooi!
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
- Ze is heel mooi.
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
Stel me eens voor aan een of ander knap meisje.
- Ik ben mooier dan jij.
- Ik ben knapper dan jij.
- Ik zie er beter uit dan jij.
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
Zij is zeer mooi.
Ze is zo mooi als Sneeuwwitje.
- Ze zei dat ze elegant was.
- Ze zei dat ze er goed uitzag.
- Het meisje is knap.
- Het meisje is mooi.
Trang is net zo mooi als Dorenda.
Ze was mooi toen ze jong was.
- Zij is zeer mooi.
- Ze is erg knap.
- Hij is heel mooi.
- Het is heel mooi.
- Het is prachtig.
- Mijn zuster was een heel mooie vrouw.
- Mijn zus was een erg knappe vrouw.
- Ik ben mooier dan jij.
- Ik ben knapper dan jij.
- Ik zie er beter uit dan jij.
Zij is niet mooier dan haar moeder.
Ik ben mooier dan u.
Ze zag er heel mooi uit in haar nieuwe jurk.
Het was een waar genoegen de avond met een slim, grappig en mooi meisje als jou door te brengen.