Examples of using "Gris" in a sentence and their dutch translations:
Dat grijze gebouw?
Zijn trui is grijs.
De olifant is grijs.
Mijn pak is grijs.
Ik had grijs haar.
Een ezel is grijs.
De lucht was grijs.
Het weer is grijs.
Hij had grijs haar.
Is die kat grijs?
De lucht is grijs.
Alles rondom hem is grijs.
Hij had grijs haar.
De kleine vrouw draagt een grijs mantelpak.
De lange vrouw draagt een grijs pak.
Grijs past goed bij rood.
Mijn vader heeft een blauwe en grijze stropdas.
Zijn pak was grijs en zijn stropdas was geel.
Zijn snor is grijzer dan zijn baard.
De hersenschors bestaat uit grijze stof.
De grijze trui vind ik leuker dan de paarse.
...oorspronkelijk uit Baskenland. Mijn moeder kwam uit Colonia...