Examples of using "Ganaron" in a sentence and their dutch translations:
- Ze hebben gewonnen!
- Zij hebben gewonnen!
Zij wonnen.
- Ze hebben daadwerkelijk gewonnen.
- Ze wonnen daadwerkelijk.
- De meiden wonnen.
- De meisjes wonnen.
Ze wonnen de zilveren medaille.
- De Chiefs hebben de Super Bowl gewonnen.
- De Chiefs wonnen de Super Bowl.
Heb je gewonnen?
- Jij wint!
- U wint!
- Jullie winnen!
- Je hebt gewonnen!
- U heeft gewonnen!
- Jullie hebben gewonnen!
Heb je de zaak gewonnen?