Translation of "Darte" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Darte" in a sentence and their dutch translations:

Quiero darte algo.

Ik wil je iets geven.

¡Debería darte vergüenza!

Schaam je!

Me gustaría darte algo.

Ik zou je graag iets willen geven.

- Tengo un regalo que darte.
- Tengo un regalito para darte.
- Tengo que darte un regalo que te va a gustar.

- Ik heb een leuk cadeau voor je.
- Ik heb een leuk cadeau voor u.
- Ik heb een leuk cadeau voor jullie.

No quise darte esa impresión.

Het was niet mijn bedoeling om je die indruk te geven.

- Tienes que darte prisa.
- Debes apurarte.

Je moet je haasten.

¿Puedo darte un consejo de amigos?

Mag ik u een vriendelijke raad geven?

Puedo darte algo para el dolor.

Ik kan je iets geven tegen de pijn.

- Él debería agradecerle.
- Debería darte las gracias.

- Hij zou u moeten danken.
- Hij zou je moeten bedanken.

- Tienes que darte prisa.
- Tienen que darse prisa.

Je moet je haasten.

- Tengo algo para ti.
- Hay algo que quiero darte.

- Ik heb iets voor je.
- Ik heb iets wat ik je wil geven.

- Tienes que darte prisa.
- Debes apurarte.
- Tienen que darse prisa.

- Je moet je haasten.
- Je moet opschieten.
- U moet opschieten.
- Jullie moeten opschieten.
- Jullie moet je haasten.

Te hace retroceder y darte cuenta cuán adaptables son estos animales.

Het doet je echt een stap terugnemen en je realiseert hoe flexibel ze zijn.

Debes darte cuenta de que la prosperidad no dura para siempre.

Je moet begrijpen dat welvaart niet eeuwig duurt.

Déjame darte varias otras razones por las que deberías hacer eso.

Laat me je nog een aantal redenen geven waarom je dat zou moeten doen.

- María va a darte otra oportunidad.
- María te va a dar otra oportunidad.

Maria gaat je nog een kans geven.