Examples of using "Azul" in a sentence and their dutch translations:
Is het blauw?
- Zijn fiets is blauw.
- Haar fiets is blauw.
De auto is blauw.
Welke bloem is blauw?
De blauwe auto is duur.
- De lucht is blauw.
- De hemel is blauw.
Jullie televisie is blauw.
Ik heb de poort blauw geverfd.
- De lucht was blauw.
- De hemel was blauw.
Het water was blauw.
Mijn zakdoek is blauw.
De auto is blauw.
De zee is blauw.
Welke bloem is blauw?
dat de lucht daar rimpelloos blauw is.
Ze droeg een blauwe mantel.
Is de hemel blauw? Ja.
De blauwe auto is duur.
Blauw staat je goed.
Meng de rode met de blauwe verf.
Mijn oude jurk is blauw.
Druk niet op deze blauwe knop.
Is de hemel blauw? Ja.
Ik vind deze blauwe jurk leuk.
Deze blauwe rugzak is zwaar.
Dat is een blauw huis.
Ik hou van die blauwe kleur.
Ze was blauw en slap en ademde niet.
- Hij is een man van nobel bloed.
- Het is een man met blauw bloed.
Hij heeft altijd een blauw hemd aan.
Van welke kleur hou je het meest? Van blauw of van rood?
Hij verfde het plafond blauw.
Daarom zien we een blauwe hemel.
Wolken zweefden aan de blauwe hemel.
Waarom is de hemel blauw?
Ik heb het dak lichtblauw geverfd.
Mijn lievelingskleur is blauw.
Deze bloem is blauw.
Van welke kleur hou je het meest? Van blauw of van rood?
Welke kleur heb je liever, blauw of groen?
Meng de rode met de blauwe verf.
Meng de blauwe verf met de gele verf.
Weet je waarom de hemel blauw is?
Mijn blauwe jurk was bevlekt met bloed.
Zwavel brandt met een blauwe vlam.
Mijn auto is niet rood, maar blauw.
Deze jongeman heeft blauw haar.
Vandaag is de lucht blauw en onbewolkt.
De Franse vlag is blauw, wit en rood.
De Franse vlag is blauw, wit en rood.