Examples of using "ходили" in a sentence and their dutch translations:
Waar ging je heen?
Zijt ge naar de dokter geweest?
Heb je de Tower of London bezocht?
Ze liepen rondom het meer.
Gisteren zijn we naar een bioscoop geweest.
Wij zijn vandaag naar een museum geweest.
Ze gingen gisteren vissen.
De treinen reden niet wegens de sneeuw.
Rie en ik gingen naar dezelfde school.
Gisteren zijn mijn vrouw en ik naar het theater geweest.
Ze gingen naar de dierentuin.
We gingen naar een restaurant.
We zijn naar de dierentuin geweest.
- Dit is mijn vriendin Rachel. We zaten op dezelfde middelbare school.
- Dit is mijn vriendin Rachel. We gingen samen naar de middelbare school.
- Ging je gisteren naar kantoor?
- Ben je gisteren naar kantoor gegaan?
Zaterdag zijn we naar de film geweest en daarna naar het restaurant.
Bent u zondag gaan wandelen?
Toen we in Amerika waren gingen we elke zondag naar de kerk.
Bent u naar de winkel gegaan?
Tom en ik gingen naar dezelfde middelbare school.
Ben je gisteren naar school gegaan?
- Waar ging je heen?
- Waar ben je geweest?
- Waar was je heen gegaan?
- Waar zijn jullie geweest?
- Waar was je heen?
- Waar gingen jullie heen?
- Waar waren jullie heen?
- Waar ging je skiën?
- Waar ging u skiën?
- Waar gingen jullie skiën?
Ben je gisteravond uitgeweest?
- Je kunt beter niet naar.
- U doet er best aan niet te gaan.