Examples of using "торопиться" in a sentence and their dutch translations:
We moeten vlug zijn.
We moeten vlug zijn.
We hoefden ons niet te haasten.
We moeten vlug zijn.
- We hoefden ons niet te haasten.
- We hadden ons niet hoeven haasten.
- We moeten opschieten, anders zullen de winkels sluiten.
- We moeten ons haasten, anders gaan de winkels sluiten.
Je moet je haasten.
- Je moet je haasten.
- Je moet opschieten.
- U moet opschieten.
- Jullie moeten opschieten.
- Jullie moet je haasten.
- We moeten vlug zijn.
- We moeten opschieten.
Ik weet dat we ons moeten haasten.
- Je hoeft je niet te haasten. We hebben genoeg tijd.
- Je hoeft je niet te haasten. We hebben zeeën van tijd.
- Laten we niet te snel oordelen.
- Laten we geen oordeel vellen.