Examples of using "старший" in a sentence and their dutch translations:
Hij is de oudste.
Tom is de oudste.
Hij is de oudste zoon.
Hij is de oudste.
Tom is de oudste.
Haar oudste zoon is niet getrouwd.
Maar de oudste broer kan zelf klimmen.
Mijn oudste broer is leraar.
Tom is mijn oudere broer.
Tom is Maria's oudste broer.
Hij is de oudere broer van Taro.
Ik ben Toms oudere broer.
Tom is onze oudste zoon.
- Mijn grote broer kan rijden.
- Mijn oudere broer kan autorijden.
Haar oudste zoon is niet getrouwd.
Ik heb een oudere broer.
Mijn broer is ingenieur geworden.
Mijn broer houdt van muziek.
Mijn grote broer kan rijden.
Dat bedrijf wordt gerund door mijn oudere broer.
Ik ben de oudste van ons drie.
- Mijn oudere broer sport niet.
- Mijn oudere broer doet niet aan sport.
Mijn oudere broer runt dat bedrijf.
Haar oudere broer is twee jaar ouder dan ik.
Ik heb een oudere broer die in Boston woont.
'Senior Helper' is er voor volwassenen.
Tom is mijn broer.
Zijn oudere broer is afgelopen maand overleden.
Haar oudere broer is twee jaar ouder dan ik.
Zijn oudere zuster is ouder dan mijn oudste broer.
Ik heb een oudere broer die in Kyoto woont.
Maria heeft twee broers, de oudste is dom en de jongste slim.
Mijn broer is nu in Australië.
Mijn broer woont in Boston.
Je ziet eruit als je oudere broer.