Examples of using "пойдёт" in a sentence and their dutch translations:
Wie zal gaan?
Het is mogelijk dat het gaat sneeuwen.
Morgen gaat het sneeuwen.
Hij zal niet gaan.
Het gaat regenen.
Misschien regent het vanavond.
Tom zal gaan.
Wie komt er met mij mee?
Misschien gaat het regenen morgen.
- Waarschijnlijk regent het vanmiddag.
- Waarschijnlijk gaat het vanmiddag regenen.
Waarschijnlijk zal het vanavond sneeuwen.
Tom gaat niet naar de markt.
Gaat het sneeuwen deze avond?
Het gaat regenen.
Morgen gaat het sneeuwen.
Ik denk dat het straks gaat regenen.
Ben je gek!
Hij zal niet gaan.
Hij stelde vast dat het waarschijnlijk zou regenen.
Wie zal gaan?
Ik vrees dat het in de namiddag zal regenen.
Als Tom gaat, dan ga ik ook.
Waarschijnlijk regent het.
Denk eraan je paraplu mee te nemen, voor het geval het regent.
Ik zal ook gaan, tenzij het regent.
Als het morgen regent, blijven we thuis.
Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien gaat het sneeuwen.
- Misschien zal het sneeuwen.
- Misschien sneeuwt het.
- Morgen gaat het sneeuwen.
- Morgen zal het sneeuwen.
Tom maakt het niet uit of Maria blijft of weggaat.
Als je het wat langzamer doet, gaat het vlugger.
Het maakt niet uit hoe hard het regent, we beginnen morgen.
Hoe laat gaat Tom naar huis?
Neem een paraplu met je mee in het geval dat het gaat regenen.
Het gaat regenen.
Ik ben bang dat het morgen gaat regenen.
Het gaat regenen.
- Het ziet ernaar uit dat het gaat regenen.
- Het zal waarschijnlijk regenen.
- Waarschijnlijk regent het.
Tom zal herstellen.
Misschien gaat het sneeuwen.
Het kan morgen gaan regenen.
Als het regent, blijf ik.
''Kan ik het ook op deze manier zeggen?'' ''Ja, dat is ook goed.''
Als het vanavond regent, ga ik niet naar buiten.
Het kan morgen gaan regenen.
Wie komt er met mij mee?
Neem je paraplu mee voor wanneer het zou regenen.
Ik weet waar Tom hierna heen gaat.
Als Tom gaat, dan ga ik ook.
Ik denk dat het weldra gaat regenen.
Als het morgen regent, blijven we thuis.
Neem je paraplu mee voor wanneer het zou regenen.
Tom zegt dat hij niet naar ons feestje komt.
Tom gaat volgend weekend skiën.
Als Tom gaat, dan ga ik ook.
Ik wil weten wie met ons mee komt.