Translation of "испанец" in Dutch

0.002 sec.

Examples of using "испанец" in a sentence and their dutch translations:

Он испанец.

Hij is Spaans.

Я испанец.

Ik ben Spaans.

Твой папа испанец?

- Is je vader een Spanjaard?
- Is jullie vader een Spanjaard?
- Is uw vader een Spanjaard?

Он истинный испанец.

Hij is een echte Spanjaard.

Ваш отец испанец?

Is jullie vader een Spanjaard?

Он, наверное, итальянец или испанец.

Misschien is hij Italiaans of Spaans.