Examples of using "доверять" in a sentence and their dutch translations:
Kan men hem vertrouwen?
- Je kan op hem vertrouwen.
- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.
Mensen verloren het vertrouwen in banken.
Hem doen geloven is zeer moeilijk.
- Men kan hem niet vertrouwen.
- Je kan hem niet vertrouwen.
Men kan politici niet vertrouwen.
Tom is niet te vertrouwen.
Kan men hem vertrouwen?
Ik had je niet moeten vertrouwen.
Kan ik hem vertrouwen?
Kan ik ze vertrouwen?
Ik kan Tom vertrouwen.
- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.
Ik kan hem niet langer vertrouwen.
Hij is een betrouwbaar persoon.
Ik kan hem niet vertrouwen.
Je kunt niemand vertrouwen.
Tom is een man die je kunt vertrouwen.
Normaal gesproken vertrouwen kinderen hun ouders.
Ik wist dat ik je kon vertrouwen.
We kunnen niet vertrouwen op wat ze zegt.
U weet dat u me kunt vertrouwen.
Ik kan hem niet langer vertrouwen.
Het enige wat jullie kunnen doen, is elkaar vertrouwen.
Ik kan je niet vertrouwen.
De vraag is of ze vertrouwbaar is.
- Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
- Je kunt erop vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
Ik ben er bijna zeker van dat we Tom kunnen vertrouwen.
zal ik die wetenschap waarschijnlijk minder vertrouwen.
Maria zegt dat ze alleen ons tweeën kan vertrouwen.
Hoe durf je aan mij te twijfelen!
Tom is het soort man dat je kunt vertrouwen.
Tom zei me jou niet te vertrouwen.
Als de wereld niet was zoals ze is, zou ik iedereen kunnen vertrouwen.
We zullen nooit weten of hij te vertrouwen is.
Ze zullen nooit weten of hij te vertrouwen is.
Een bankier hoeft niet populair te zijn; een goede bankier zou in een gezonde kapitalistische samenleving ongetwijfeld weerzin moeten wekken. Mensen willen hun geld niet toevertrouwen aan iemand die prettig in de omgang is, maar aan een misantroop die nee kan zeggen.