Examples of using "голодна" in a sentence and their dutch translations:
Ik heb honger.
- Honger?
- Hebt ge honger?
- Heeft u honger?
Ik heb niet zo een honger.
- Honger?
- Hebt ge honger?
- Heeft u honger?
Ze fluisterde me toe dat ze honger had.
Ik heb helemaal geen honger.
Ik heb niet zo een honger.
Ik heb helemaal geen honger.
Ik heb geen honger meer.
Ik had geen honger.
Ik heb geen honger meer.
Ik heb honger.
- Hebt ge honger?
- Heb je honger?
Ik eet omdat ik honger heb.
Ik heb honger.
Ze zegt dat ze honger heeft.
Heb je honger?
Ik heb honger.
- Ik had honger.
- Ik was hongerig.
Ik heb honger.
Ik heb geen honger.
- Ik had honger.
- Ik was hongerig.
Tom weet niet dat ik honger heb.
Ik heb honger.
Ik heb geen honger meer.
Ik heb nu geen honger.
Nee, ik heb geen honger.
Je moet wel honger hebben.
Ik heb geen honger.
Ik stierf van de honger.
Jij hebt altijd honger.
- Ik had honger.
- Ik was hongerig.
Ik heb honger.
- Heeft u honger?
- Heb je honger?
Ik had veel honger.
Ik heb nog steeds honger.
Ik heb ook honger.
Ik had veel honger.
- Heb je geen honger?
- Hebben jullie geen honger?