Examples of using "говорить»" in a sentence and their dutch translations:
Blijf praten.
Dat is makkelijk voor jou om te zeggen.
Tom kan spreken.
Eerst denken, dan zeggen.
Laten we Frans spreken.
- Engels spreken is niet makkelijk.
- Engels spreken valt niet mee.
- Engels spreken is niet makkelijk.
- Engels spreken valt niet mee.
Ik begon te praten.
Wij praten graag.
- Tom zal praten.
- Tom zal spreken.
- Tom is blijven doorpraten.
- Tom bleef doorpraten.
Ze bleef praten.
- Ik doe het woord.
- Ik voer het woord.
Tom zweeg.
Ik begin te praten.
Ik kan spreken.
Je mag iets zeggen.
Het is niet moeilijk om Engels te spreken.
U mag alles zeggen wat u wilt.
Laat Tom spreken.
Ik beloof het hem niet te vertellen.
Ik beloof het haar niet te vertellen.
Ge zoudt altijd de waarheid moeten zeggen.
Hoe durf je dat te zeggen.
- Kunt u langzamer spreken?
- Zou u alstublieft wat langzamer willen praten?
Hoe durf je zoiets zeggen?
Je bent vrij om te zeggen wat je denkt.
Je bent vrij om te zeggen wat je denkt.
Hoe durf je zoiets zeggen?
- Hij vroeg mij om trager te spreken.
- Hij verzocht me langzamer te spreken.
Japans spreken is makkelijk voor mij.
- Hij is in staat Japans te spreken.
- Hij kan Japans spreken.
Hij kon Frans spreken.
U hoeft niets te zeggen.
- Hij is in staat Japans te spreken.
- Hij kan Japans spreken.
Ik begon te praten.
Je moet altijd de waarheid spreken.
Engels spreken is moeilijk.
Hij stopte plotseling met praten.
Je moet de waarheid zeggen.
Engels spreken is leuk.
Denk voor je spreekt.
Spreken in het openbaar is moeilijk.
- Je mag me jijen.
- Je mag me tutoyeren.
- Je mag jij zeggen.
- HIj praatte maar door.
- Hij bleef maar doorpraten.
Ik kan niet spreken.
- Engels spreken is niet makkelijk.
- Engels spreken valt niet mee.
Engels spreken is leuk.
Ik kon niet praten.
Mijn baby wil praten.
Is het moeilijk om Engels te spreken?
Laten we Engels spreken!
Stop met praten over werk!
Soms doet het pijn de waarheid te spreken.
Ik wil Duits spreken.
Ik kan hier niet over praten.
Ik hoefde niets te zeggen.
Zij spreekt Russisch.
- Waar heb je Frans leren spreken?
- Waar heeft u Frans leren spreken?
- Waar hebben jullie Frans leren spreken?
Hij spreekt ook Russisch.
- Ik wil niet met je praten.
- Ik wil niet met u praten.
- Zij wil daarover niet praten.
- Ze wil daar niet over praten.
Tom spreekt niet graag Frans.
Met jou praat ik niet.
Laten we het niet over school hebben.
Vergeet niet na te denken voordat je iets zegt.
Ik kan je niet verplichten te spreken.
En ik hoef niet echt te praten,
Hij kon Frans spreken.
Ik vond het makkelijk om Engels te spreken.
Is het moeilijk om Engels te spreken?
Het is moeilijk goed Engels te spreken.
Je moet niet zo hard praten.
Het is beneden haar waardigheid om zoiets te zeggen.
Hij kan Japans spreken.
Hij begon Engels te spreken.
Het is niet makkelijk om een vreemde taal te spreken.
- Het is duidelijk dat hij gelijk heeft.
- Ik hoef niet te zeggen dat hij gelijk heeft.
- We hoeven niet te zeggen dat hij gelijk heeft.
- Het is nodeloos te zeggen dat hij gelijk heeft.
Met een treurige glimlach begon ze te praten.
Het is niet nodig zo luid te spreken.
Ik kan Chinees spreken.