Examples of using "Принцесса" in a sentence and their dutch translations:
Ben je echt een prinses?
De prinses wacht.
Waar was de prinses?
- Gij zijt mijn prinses.
- Jij bent mijn prinses.
De prinses deed haar handschoenen uit.
Goedemorgen prinses.
Er was eens een mooie prinses ...
Mooie dromen, mijn prinses!
- Waar is mijn prinsesje?
- Waar is mijn kleine prinses?
Er was eens een mooie prinses ...
De prinses stond bij de piano.
- De prinses werd onmiddellijk op de prins verliefd.
- De prinses werd meteen verliefd op de prins.
- De prinses werd op slag verliefd op de prins.
De prinses reed in een gouden koets.
De koningsdochter gaf aan haar geliefde een met goud beklede sabel.
Je zei me dat ik een princes was.
Er was eens een mooie prinses ...
Zittend in haar fauteuil van panterpels las de jonge vrouw in rood ondergoed voor uit een boek met de titel "De zwarte prinses".