Examples of using "Viajaram" in a sentence and their dutch translations:
- Ze reisden samen.
- Ze zijn samen op reis gegaan.
- Ze hebben samen gereisd.
- Heeft u al eens met een vliegtuig gereisd?
- Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?
- Wanneer ben je naar Rome gereisd?
- Wanneer reisde je naar Rome?