Examples of using "Também'" in a sentence and their dutch translations:
Ik ging ook.
Ik spreek ook Frans.
Ik hou ook van jou.
Ik ging ook.
Kom morgen ook!
ook loslaat'.
Ik ook.
- Jij ook.
- U ook.
- Jullie ook.
Ik ben ook leraar.
Met mij gaat het ook goed.
- Ik ben ook zenuwachtig.
- Ik ben ook nerveus.
- Ook ik ben zenuwachtig.
Mannen huilen ook.
Ik at ook een ijsje.
Ik drink ook thee.
Wist jij daar ook van?
- Ben je ook Duits?
- Bent u ook Duits?
- Zijn jullie ook Duits?
Tom hield ook van mij.
Ook ik wil er een.
Wij zijn ook uitgenodigd.
U zult het ook moeten doen.
Komen zij ook?
- Ik denk het ook.
- Dat denk ik ook.
- Gaan jullie ook?
- Gaat u ook?
Ik wil het ook!
Ik ook niet.
Gij ook, Brutus?
- Hij heeft het ook gezien.
- Hij zag het ook.
Gaan jullie ook?
Kan ik ook komen?
Ging Cathy ook?
Ik ben ook een toerist.
Het spijt ons ook.
Ik hou ook van appels.
Hij spreekt ook Frans.
Hij spreekt ook Frans.
Ook ik ben zeventien.
Ook ik ben zeventien.
Werk je ook op zaterdag?
Het tegendeel is ook waar.
Tom spreekt ook Frans.
Werk je ook op zaterdag?
er zijn ook heel wat soorten.
Deze ook trouwens, kijk.
Maar brengt ook gevaar.
Maar er zijn ook reuzen.
Maar ook concurrentie.
Maar pythons ook.
...keert nu het licht terug.
Ik ben ook een beginner.
Ik hou ook van deze kleur.
Hij heeft er ook een.
- Ik ben ook blij.
- Ik ben ook gelukkig.
Ook dat is waar.
Clowns huilen ook.
Hij spreekt ook Russisch.
En je moeder ook.
Ze is ook een schoonheid.
Ik ga ook.
Hij studeert ook Chinees.
Er is ook nog een andere mogelijkheid.
Hij spreekt ook Frans.
Ik hou ook van jou.
Ik hou ook van muziek.
Tom is ook een jood.
Ik leer ook Frans.
U ook bedankt.
Ik hou ook van appels.
Er zijn ook Franse toeristen.
Dan werd ook gearresteerd.
Heeft u ook buitenlands bier?
Werk je ook op zaterdag?
Spreek je ook Latijn?
Ik ga ook in die richting.
Ik heb ook vaak last van eenzaamheid.
"Ik hou van jou!" "Ik hou ook van jou!"