Examples of using "Pera" in a sentence and their dutch translations:
- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.
Die peer ruikt lekker.
Dit is een peer.
- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.
- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.
- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.
- Ze eet een peer.
- Ze is een peer aan het eten.
Ik eet peren.
De Argentijnse peer is duurder dan de Braziliaanse.