Examples of using "Estais" in a sentence and their dutch translations:
Waar zijt ge?
Luister je?
En jullie? Hoe gaat het met jullie?
- En met jou, hoe gaat het met jou?
- En u? Hoe gaat het met u?
- En jullie? Hoe gaat het met jullie?
Luister je?
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Waarom zing je?
- Waarom zingt u?
- Waarom zingen jullie?
Waarom bezoek je Australië?
Tom weet waar jullie zijn.
- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Wat zijn jullie aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Wat doet u?
- Waarmee ben je bezig?
- Wat zit je te doen?
- Wat zitten jullie te doen?
- Wat doen jullie?
- Waarmee zijn jullie bezig?
- Jij bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Je bent oud.
Hoeveel personen verwacht u?
U hebt iets voor mij verzwegen.
- Waarom vraag je dat?
- Waarom vraagt u dat?
- Waarom vraag je?
- Je staat in de weg.
- U staat mij in de weg.
Heeft u vanavond vrij?
Waarom achtervolg je me?
- Wat ben je aan het lezen?
- Wat bent u aan het lezen?
- Wat zijn jullie aan het lezen?
- Wat lezen jullie?
Je bent in een betere conditie dan ik.
- Heb je honger of dorst?
- Hebben jullie honger of dorst?
Ik weet niet wat je bedoelt.
Waarom heb je spijt van iets dat je niet gedaan hebt?