Examples of using "Vós" in a sentence and their dutch translations:
Waar zijt ge?
Jullie zijn mijn gasten.
Je hebt veel geld.
Jullie hebben je brillen verloren.
Jullie spreken.
- Jullie lazen.
- Jij las.
Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!
Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!
Laat varen alle hoop, gij die hier binnentreedt!
En jullie? Hoe gaat het met jullie?
Jullie zijn bang voor hem.
Lezen jullie de Bijbel?
Ik heb jullie nodig.
Jullie hebben me erg teleurgesteld.
- Weet gij wie zij zijn?
- Weet jij wie zij zijn?
- Weten jullie wie ze zijn?
Waar ik ook ben, ik ben er voor jullie.
- Ik, gij, hij, zij, het, wij, gij, zij zijn persoonlijke voornaamwoorden.
- Ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij zijn persoonlijke voornaamwoorden.
Jullie hebben ons leven gered.
- En met jou, hoe gaat het met jou?
- En u? Hoe gaat het met u?
- En jullie? Hoe gaat het met jullie?
Vaak bracht ik de nacht op wacht door, zodat jullie gezond konden slapen.
Ge moet stoppen met roken.
Men zal jullie allemaal nog honderden jaren herinneren.
- Jij begrijpt me.
- U begrijpt me.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
Ben je bang voor Tom?
- Was je daar?
- Was u daar?
- Ken je me?
- Kent u me?
- Ken je mij?
- Kent u mij?
Bent u nat geworden?
- Ik hou van je.
- Ik zie u graag.
- Ik hou van je!
- Ik hou van jou!
Zwaar, heel zwaar valt het zaaien, maar zoet en gezegend zullen de vruchten zijn. Groot en belangrijk is uw rol. De hele Esperantowereld kijkt naar u en verwacht veel van u.
Je hebt alles verpest.
Hou je van je kinderen?
Je mag blijven.
Welk boek heeft u gekocht?
- Ik hou van je.
- Ik zie u graag.
- Ik hou van je!
- Ik hou van jou!
- Ik heb je lief.
- Jij bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Je bent oud.
Hoeveel intieme vrienden heb je?
U hebt iets voor mij verzwegen.
- Je staat in de weg.
- U staat mij in de weg.
Hoe was het feest?
Hebt u deze man gezien?
Ik hoop dat jullie snel komen.
- Wat ben je aan het lezen?
- Wat bent u aan het lezen?
- Wat zijn jullie aan het lezen?
- Wat lezen jullie?
Het zal je plezieren.
Hoeveel heeft u uitgegeven toen u in Australië was?
Je hoeft die vraag niet te beantwoorden.
Je bent in een betere conditie dan ik.
- Heb je deze foto's in Australië genomen?
- Hebt u deze foto's in Australië genomen?
- Hebben jullie deze foto's in Australië genomen?
- Je kan dit woordenboek gebruiken.
- U kunt dit woordenboek gebruiken.
- Je kunt dit woordenboek gebruiken.
- Heb je honger of dorst?
- Hebben jullie honger of dorst?
Tom weet waar jullie zijn.
- U moet die vragen niet beantwoorden.
- Je hoeft die vragen niet te beantwoorden.
Je had de eerste keer gelijk.
Jij hebt nooit tijd voor de belangrijke dingen!
Wat weet u over deze plek?
Ik dacht dat je graag nieuwe dingen leerde.
- Heeft u wel eens met een luchtballon gevlogen?
- Hebben jullie wel eens met een luchtballon gevlogen?
"Wat willen jullie weten?" "Alles."
Ik wist niet eens dat je een paard had.
Moet je zondags werken?
Op een dag zal je me vergeten.
Ren je iedere dag?
- Daar hoef je nu niet over na te denken.
- Daar hoeven jullie nu niet over na te denken.
Wat hoopten jullie te vinden?