Examples of using "Conhecem" in a sentence and their dutch translations:
Ze kennen ons.
Ze kennen me.
Zij kennen Tom.
Kennen jullie elkaar?
Ze kennen me.
- Kent u deze buurt?
- Kennen jullie deze buurt?
- Ken je deze buurt?
Kennen jullie Tom?
Kennen jullie elkaar?
Iedereen kent de wet.
Kennen jullie dit woord?
Vanwaar kennen jullie elkaar?
De twee vrouwen kennen elkaar.
Mijn ouders kennen mijn vriendin.
Hoe kennen jij en Tom elkaar?
Veel Europeanen kennen het moderne Japan niet.
Iedereen kent me.
- Ken je dit liedje?
- Kent u dit liedje?
- Kennen jullie dit liedje?
- Ken je me?
- Kent u me?
- Ken je mij?
- Kent u mij?
- Kennen jullie ons?
- Kent u ons?
Iedereen kent hem.
Het is tegenwoordig vrij normaal om jongeren tegen te komen die de Bijbel niet kennen.
Ken je Toms zus?
Iedereen kent de wet.
Ken je zijn vader?
Hij is gewoonlijk heel direct en eerlijk en wint daardoor het vertrouwen van wie hem kent.
Bent u al eens in Rome geweest?