Examples of using "Anda" in a sentence and their dutch translations:
Daar is een, kom op. Kom hier.
Daar komt hij. Kom op.
Hij loopt langzaam.
- Kom op!
- Dat meen je niet!
Hij loopt.
Hij loopt snel.
Tom wandelt snel.
Hij loopt langzaam.
Mijn vader loopt.
Tom stapt traag.
Ze loopt.
Jij loopt op het ijs.
Tom loopt als een zombie.
- Ik heb de indruk dat iets niet klopt.
- Ik denk dat er iets mis is.
Tom is erg eenzaam sinds zijn echtgenote gestorven is.
- Hij leest veel.
- Ze leest veel.
Ze loopt.
Hoe gaat het met je zus?
Verwijt je vriend niet, want jijzelf verdient het verwijt meer; hij is maar een éénmalige leugenaar terwijl jij nu nog altijd leugenaar bent.