Examples of using "Amiga" in a sentence and their dutch translations:
Hallo, mijn vriend!
Gefeliciteerd mijn vriend!
Dat is mijn vriendin.
Zij is haar vriend.
Hij vroeg het aan zijn vriendin.
- Ik ben niet je vriend.
- Ik ben niet uw vriend.
- Ik ben niet jullie vriend.
Mijn vriendin is erg jaloers.
Je bent een geweldige vriendin!
- Heb je je vriend in Canada opgebeld?
- Heb je je vriendin in Canada opgebeld?
Ze is mijn beste vriendin.
Hallo, mijn vriend!
Ze was mijn beste vriendin.
Heb je je vriendin in Canada opgebeld?
Mijn beste vriendin heet Dominga.
Je bent mijn vriend.
Zij is mijn mooiste vriendin.
- Hoe heet uw vriendin?
- Hoe heet je vriendin?
Zij is een vriendin van mijn vrouw.
Zij begeleidde haar vriend naar het concert.
Ik heb een vriendin die in Spanje woont.
Zij is eerder een kennis dan een vriendin.
Mijn vriendin zei dat ze een nieuw horloge had gekocht.
Ik wacht op een vriendin van me.
Zij is de beste vriendin van m'n dochter.
Hij is mijn vriend.
Je was mijn vriend.
Je vriend is hier.
Zij is eerder een kennis dan een vriendin.
Tom gelooft dat Mary zijn beste vriendin is.
Ik ben in het huis van een vriend.
En dan ga ik lekker tegen mijn vriend schaap aan liggen.
Ik heb een nieuwe vriend en ze komt uit Bulgarije.
Dit is mijn vriendin Rachel. We zaten op dezelfde middelbare school.
- Je bent Toms vriend.
- Je bent een vriend van Tom.
Het meisje met wie ik naar de bios ben geweest is mijn vriendin.
Eén van de mensen met wie je was is een vriendin van mij.
Ik ging naar het station om afscheid te nemen van mijn vriendin.
Tom werd smoorverliefd op zijn jeugdvriendin, Maria.
- Dit is mijn vriend.
- Dat is mijn vriendin.
Hoe vaak moet ik nog herhalen dat ze mijn vriendin niet is?
- Plato is mijn vriend, maar de waarheid is mij meer waard.
- Plato is mijn vriend, maar een nog grotere vriend is de waarheid.
Tijd om de onderbroek te verwijderen met mijn trouwe mes.
- Je bent mijn vriend niet meer.
- U bent mijn vriendin niet meer.
- U bent mijn vriend niet meer.
Houdt je vriend van thee?
Ik heb een vriend die in Duitsland woont.
Ik heb een vriend die in Londen woont.
Ik geloof dat jij mijn beste vriend bent.
Ik heb een vriend die vegetariër is.
Ik heb een vriend wiens vader dierenarts is.
Ik geloof dat jij mijn beste vriend bent.
Mijn zus is verliefd op mijn beste vriendin.
Hij kijkt naar een foto van zijn vriend.
Hij kijkt naar de foto van zijn vriend.
- Mijn beste vriendin is op dit moment in Rome.
- Mijn beste vriend is op dit moment in Rome.
Je ziet eruit alsof je net je beste vriend hebt verloren.
Ik kan over alles praten met mijn beste vriend.
Hij is de vriend van een vriend.