Examples of using "Alô" in a sentence and their dutch translations:
"Hallo." "Hallo, wie is het?"
Daar spreek je mee.
"Hallo, met wie spreek ik?"
- Hallo.
- Goedemorgen!
- Hoi.
- Hallo!
- Goedendag!
Hallo. Hier spreekt Ogawa.
- Hallo, Tom.
- Hallo, Tom!
- Hallo.
- Hoi.
- Dag!
- Hallo!
- Groeten!
Hallo, is dit de personeelsafdeling?
In het Portugees zeggen we doorgaans "alô" bij het opnemen van de telefoon.
- Hallo.
- Goedenavond.
- Goedenacht.
- Vaarwel.
- Hoi.
- Tot kijk.
- Dag.
- Goede morgen.
- Tot ziens.
- Goedemorgen.
- Goedemiddag.
- Goedendag.
- Doei.
- Ciao.