Examples of using "Przyjacielem" in a sentence and their dutch translations:
Hij was mijn vriend.
Je bent mijn vriend.
Hij is mijn vriend.
Je bent een vriend van Thomas.
Hij is haar vriend.
Hij is mijn vriend.
Hij is mijn beste vriend.
Tom is mijn vriend.
Tom is je vriend.
Jij bent een vriend van Tom, toch?
Tom is onze vriend.
Hij is een vriend uit onze kindertijd.
Hij is mijn beste vriend.
Hij is een oude vriend van mij.
Professor Hudson is een vriend van mijn vader.
Een vijand van een vijand is een vriend.
- Ge zijt mijn vriend.
- Je bent mijn vriend.
Hij is de enige vriend die ik vertrouw.
Jij bent een vriend van Tom, toch?
Je bent mijn beste vriend.
- Ben ik jouw vriend?
- Ben ik uw vriend?
- Ben ik jullie vriend?
Ik wil gewoon een vriend van je zijn, niets meer.