Examples of using "Państwo" in a sentence and their dutch translations:
Jullie zijn dokters.
Vindt u tennis leuk?
Wat hebt ge vandaag gedaan?
- Hoe heet u?
- Wat is uw naam?
Vindt u tennis leuk?
Heeft u al een keus kunnen maken?
„De staat, dat ben ik!” zei de koning.
Heeft u niets minder duurs?
Deze bus zal u naar het station brengen.
Voertuigen die de staat verkoopt, knappen wij op.
Aarzel niet vragen te stellen indien je iets niet begrijpt.
Hebt ge een tafel met zicht op de oceaan?
- Heeft u een kredietkaart?
- Heb je een creditcard?
- Heeft u een creditcard?
Holland is een klein land.
Waar wilt ge naartoe?
- Heb je ooit een kangoeroe gezien?
- Heeft u ooit een kangoeroe gezien?
- Hebben jullie ooit een kangoeroe gezien?
- Heeft u een kredietkaart?
- Heeft u een creditcard?
- Ze zijn onbetrouwbaar.
- Zij zijn onbetrouwbaar.
Wat mag u liever, thee of koffie?
Waarom geloof je Tom?
- Kom binnen!
- Komt u binnen!
- Heb je je handen gewassen?
- Heeft u uw handen gewassen?
- Heb jullie je handen gewassen?
Waarom help je Tom niet?
Excuseer, weet u hoe laat het nu is?
Wilt u dat ik u laat zien hoe je dat doet?
Zou jij Tom een verhaaltje voor het slapengaan willen voorlezen?
- Kunt u mij de weg naar de bushalte wijzen?
- Kun je me de weg naar de bushalte tonen?