Examples of using "Mówić" in a sentence and their dutch translations:
- Ze stopte met praten.
- Ze is gestopt met praten.
Hoe durf je me zoiets te zeggen.
Dat is makkelijk voor jou om te zeggen.
Ik kan niet spreken.
Laat mij spreken.
Hij kon nauwelijks spreken.
Tom kan spreken.
Laat Tom spreken.
- Kun je Frans?
- Kan je Frans spreken?
Ik kan Chinees spreken.
Spreken in het openbaar is moeilijk.
Ik wil Duits spreken.
Ze bleef praten.
Wil je dat niet meer zeggen?
Mijn baby wil praten.
Hoe durf je zoiets zeggen?
Stop met praten over werk!
Of niet, dat is prima.
Mary kan Japans spreken.
- Ze kan Japans spreken.
- Hij kan Japans spreken.
Ik zou graag vloeiend Engels spreken.
- Ik hoef Tom niets te zeggen.
- Ik hoef niets tegen Tom te zeggen.
- Hij is in staat Japans te spreken.
- Hij kan Japans spreken.
- Kunt u Frans spreken?
- Kan je Frans spreken?
- Kunnen jullie Frans spreken?
Ik praat niet graag over mezelf.
Ik zeg geen woord meer.
Ik wil Engels kunnen spreken.
Hoe durf je zoiets zeggen?
- Spreekt u Turks?
- Spreek je Turks?
- Spreken jullie Turks?
Engels spreken is leuk.
Spreek langzaam en duidelijk.
Ik wil niet met u praten.
Ik praat er liever niet over.
David kan vloeiend Frans spreken.
- Hij kan goed Frans praten.
- Hij kan goed Frans spreken.
Ik durf hem zoiets niet zeggen.
- Zijt ge niet beschaamd, zo te spreken?
- Zijt ge niet beschaamd zo te spreken?
Hij spreekt ook Russisch.
- Waar heb je Frans leren spreken?
- Waar heeft u Frans leren spreken?
- Waar hebben jullie Frans leren spreken?
Hij spreekt ook Frans.
Je hoort niet te praten met je mond vol.
Judy zal morgen over Japan spreken.
- Zij wil niet daarover praten.
- Zij wil daarover niet spreken.
- Zij wil daarover niet praten.
Ze kan drie talen spreken.
De mens is het enige dier dat in staat is te spreken.
John kan niet goed Frans spreken.
Hij kan het Russisch zowel spreken als schrijven.
Binnenkort kan ik goed Engels spreken.
- Tom liet me zweren het niet tegen Mary te zeggen.
- Tom liet me zweren Mary niets te vertellen.
Het is nog te vroeg om daarover te spreken.
Ze kan Frans spreken.
Dat soort dingen moet je niet zeggen als er kinderen in de buurt zijn.
- Vergeet hem.
- Vergeet dat.
- Daar kun je naar fluiten!
- Dat kun je op je buik schrijven!
- Vergeet het maar!
- Vergeet het.
- Vergeet 't maar!
- Schei uit.
Ik moet het misschien niet tegen je zeggen, maar ik ben echt gefascineerd door jouw schoonheid.
Hij kan Frans spreken.
- Ik wil niet met je praten.
- Ik wil niet met u praten.
- Spreek je Engels?
- Spreekt u Engels?
- Spreken jullie Engels?