Examples of using "Sigaretta" in a sentence and their dutch translations:
Ze rookte een sigaret.
Was je aan het vapen?
- Ik heb een sigaret nodig.
- Ik moet een sigaret hebben.
Heb je een sigaret en een vuurtje?
Ik haat sigarettenrook.
Ik moet een sigaret hebben.
Tom zat op de bank een sigaret te roken.
Je kan maar beter je sigaret uitdoen voor Terry het ziet.