Examples of using "Scacchi" in a sentence and their dutch translations:
Ze schaken.
Zij verslaat mij in schaken.
Kunt ge schaak spelen?
Ze schaken.
Wij spelen dikwijls schaak.
Ik hou van schaken.
Ik versloeg hem in het schaken.
Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.
Ik zal jullie leren schaakspelen.
Tom wilde schaken.
Ik versloeg Tom eindelijk bij het schaken.
Tom wilde schaken.
Niemand wil met me schaken.
Als je wil, zal ik je leren om te schaken.
Bij schaken staat de loper dichter bij de koningin.
De schaakstukken zijn: pion, paard, loper, toren, koningin en koning.