Examples of using "Lucy" in a sentence and their dutch translations:
- Lucy is een Amerikaan.
- Lucy is Amerikaans.
- Lucy is een Amerikaanse.
Lucy komt uit Amerika.
- Lucy is een Amerikaan.
- Lucy is Amerikaans.
Heeft Lucy al getelefoneerd?
Lucy is een student uit Amerika.
Lucy is een student uit Amerika.
Lucy heeft me drie dagen geleden bezocht.
Lucys moeder zei haar dat ze moet zorgen voor haar jongere zus.