Examples of using "Hotel" in a sentence and their dutch translations:
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
Ik ben in het hotel.
Naar het Hiltonhotel alstublieft.
Er is daar een hotel.
Breng me alstublieft naar het Grand Hotel.
Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
Ze is nu in het hotel.
Tom heeft een reservering bij dit hotel.
Breng me alstublieft naar het Grand Hotel.
Ons hotel ligt naast de kust.
Dit is een hotel, geen bordeel.
We verbleven in een hotel bij het meer.
Zitten we in hetzelfde hotel?
Ik woon in een hotel.
Ik woon in dit hotel.
We willen naar het hotel gaan.
Ze is nu in het hotel.
De kamers in dat hotel zijn te duur.
- Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
- Dit hotel werd vorig jaar gebouwd.
Ik heb liever een hotel bij de luchthaven.
Ik ben op zoek naar een goed hotel.
- We hebben liever een hotel in de buurt van het vliegveld.
- We hebben liefst een hotel in de buurt van het vliegveld.
Hoe heet je hotel?
Mijn oom runt een hotel.
Je kunt de Engelse taal gebruiken in de meeste hotels in de wereld.
Er zijn veel hotels in de binnenstad.
We verbleven in een hotel bij het meer.
Ik wil in een hotel vlak bij het vliegveld verblijven.
We kozen een hotel dicht bij de musea.
Waarom bevalt dit hotel Tom niet?
Tom heeft een reservering bij dit hotel.
Hotels zijn goedkoper buiten het seizoen.
Wat is het faxnummer van dit hotel?
Ik meldde me bij een hotel en ging direct naar bed.