Translation of "Dizionari" in Dutch

0.011 sec.

Examples of using "Dizionari" in a sentence and their dutch translations:

- Hai tre dizionari.
- Ha tre dizionari.
- Avete tre dizionari.

- Je hebt drie woordenboeken.
- U heeft drie woordenboeken.
- Jullie hebben drie woordenboeken.

- Quanti dizionari hai?
- Quanti dizionari ha?
- Quanti dizionari avete?

- Hoeveel woordenboeken heb je?
- Hoeveel woordenboeken heeft u?

- Hanno due dizionari.
- Loro hanno due dizionari.

Zij hebben twee woordenboeken.

Tutti i dizionari contengono errori.

- In alle woordenboeken staan fouten.
- Alle woordenboeken bevatten fouten.

Non mi mancano i dizionari.

Aan woordenboeken heb ik geen gebrek.

Lui ha più di cinque dizionari.

Hij heeft meer dan vijf woordenboeken.

Tom e Mary hanno dei dizionari?

Hebben Tom en Maria woordenboeken?

- Prendiamo in prestito dizionari di tedesco da Pfirsichbaeumchen.
- Noi prendiamo in prestito dizionari di tedesco da Pfirsichbaeumchen.

We lenen Duits woordenboeken van Pfirsichbaeumchen.

Sopra i dizionari non c'è che della polvere, almeno sopra i miei.

Op de woordenboeken ligt niets dan stof, op de mijne tenminste.