Examples of using "Corsa" in a sentence and their dutch translations:
Tom verloor de race.
Er deden maar vier paarden mee aan de race.
Er deden maar vier paarden mee aan de race.
Tom deed mee met de race.
Hij deed mee aan de wedloop.
Hij heeft de wedren gemakkelijk gewonnen.
Duizenden mensen stierven tijdens de goudkoorts.
Tom won de race.
Tom kwam aangerend met een brief van Judy.
Ik vluchtte.
Ze werd gediskwalificeerd van de race wegens twee valse starts.
De trein gaat iedere dertig minuten.
- Waarom zijt ge weggelopen?
- Waarom zijn jullie weggelopen?
- Waarom bent u weggelopen?
- Waarom ben je weggelopen?
Onze vriend is als tweede geëindigd in de race.
is het een soort wapenwedloop in de baarmoeder geweest.
Dit is waarschijnlijk... ...uit de tijd van de goudzoekers.
Hij beëindigde langzaam de race.
- Ik rende naar huis.
- Ik ben naar huis gerend.
...stormde op me af... ...en greep me vast.
- Ik rende naar buiten.
- Ik ben naar buiten gerend.
- Ik liep naar buiten.
- Ik ben naar buiten gelopen.
Is het waar dat hij de koers gewonnen heeft?
Als je niet opschiet mis je de laatste trein.