Examples of using "Marynek" in a sentence and their dutch translations:
Tom heeft Maria vergeven.
Mary heeft grote ogen.
Maria heeft een knap vriendje.
Ik gaf Maria een boek.
- Tom stelde Maria teleur.
- Tom heeft Maria teleurgesteld.
Tom gaf Maria chocolade.
Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.
- Tom gaf met tegenzin waar Mary om vroeg.
- Tom gaf Maria met tegenzin hetgeen waar ze om vroeg.
Tom gaf Maria een Frans woordenboek.
- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.
Tom heeft een handtas gekocht voor Maria's verjaardag.
Tom kocht voor Mary een mooi fototoestel.
Tom gaf Maria 1000 dollar in een bruine papieren zak.
Tom zegt dat Mary dat niet mag doen.
Denk je echt dat Tom in staat is Maria te helpen?