Examples of using "Vásárolt" in a sentence and their dutch translations:
Hij heeft een vingerhoedskruid gekocht.
Ze kocht een stuk speelgoed voor de jongen.
Ze kocht een dozijn eieren.
Hij heeft ook een woordenboek gekocht.
Ze heeft twee dozijn eieren gekocht.
Tom kocht een cadeautje voor Mary.
Wat kocht ze in die winkel?
Tom kocht een huis in Boston.
Ze kocht een stuk speelgoed voor de jongen.
- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.
- Tom heeft een cadeautje voor Mary gekocht.
Hij heeft een nieuwe auto gekocht.
Tom heeft een duur kerstcadeau voor zichzelf gekocht.
Hij kocht een paar schoenen.
Tom kocht een huis in Boston.