Examples of using "Mary" in a sentence and their dutch translations:
Mary kan Japans spreken.
Wie is Maria?
- Maria rende.
- Maria was aan het rennen.
Maria speelt piano.
Maria reed.
Maria viel flauw.
Maria is Grieks.
Maria is een lesbische.
Maria is aantrekkelijk.
Maria is prachtig.
Maria is elegant.
Maria is beeldschoon.
Wie is Maria?
Mary sloeg Tom.
Tom is Mary's tuinier.
Maria is mijn nicht.
Maria vindt je leuk.
Tom mist Maria.
- Tom is de zoon van Maria.
- Tom is Maria's zoon.
Is Mary een echte blondine?
Mary is Toms stiefzus.
Tom is Maria's vader.
Tom is Maria's broer.
Maria is Toms vrouw.
Maria is Toms nicht.
Tom is de stiefvader van Maria.
Maria's jurk is roze.
- Mary werkt als kassamedewerkster.
- Mary werkt als caissière.
Maria kijkt graag tv.
Mary heeft gelogen over haar leeftijd.
Mary is zwanger.
Mary wil lerares worden.
Maria is mooi.
Tom en Mary spelen kaarten.
Maria draagt geen bh.
- Maria heeft zwangerschapsverlof.
- Maria is met zwangerschapsverlof.
Tom is aan het tennissen met Mary.
Tom is langer dan Maria.
Maria droeg een roze blouse.
Maria drinkt veel water.
Maria is mijn ex-vriendin.
Maria gaf de tuin water.
Maria draagt dikwijls schoenen met hoge hakken.
Tom en Marie hebben gelachen.
Mary zocht u op dat ogenblik.
Mary houdt van Japan, of niet?
Mary draagt een blauwe jurk.
Ik ben Tom, een vriend van Maria.
Tom was Mary's eerste liefde.
Laat Maria haar werk doen!
Waar wonen Mary en Tom?
Maria gaat ons morgen helpen.
Tom haat je niet, Maria.
Tom wilde Mary's kamer zien.
Tom probeerde Mary te intimideren.
Tom en Maria zijn goede vrienden.
Tom en Maria zijn beide Canadezen.
Tom kuste Maria op het puntje van haar neus.
Tom bezocht Maria in Boston.
Maria kan heel goed naaien.
Maria zette de mand op de tafel.
Mary wil met een miljonair trouwen.
Mary woont nog bij haar ouders thuis.
Gisteren heb ik Mary op de straat ontmoet.
Tom is een beetje ouder dan Maria.
Tom vertelde me dat Maria op dieet was.
Mary deed de ring om haar vinger.
- Mary, waarom help je jouw broer niet?
- Mary, waarom help je je broer niet?
Ik heb een date met een meisje genaamd Mary.
- Tom glimlachte bij het lezen van Maria's brief.
- Tom had een lach op zijn gezicht bij het lezen van Maria's brief.
Maria woont in Caïro.
Mary is een heel eigenwijze vrouw.
Maria zwemt even snel als Jakobo.
- Tom weet de naam van de hond van Maria.
- Tom kent de naam van Maria's hond.
- Tom heeft niet naar de raad van Mary geluisterd.
- Tom luisterde niet naar de raad van Mary.
Het meisje dat met Tom spreekt, is Mary.
Mary is de zus van Tom.
Tom volgde het advies van Mary niet op.
Tom was net zo nerveus als Mary.
Tom wilde dat Maria wegging.
Tom wilde dat Maria Frans zou leren.
Tom wist niet dat Maria Frans verstaat.
Tom en Maria zijn op Valentijnsdag getrouwd.
Tom en Mary waren op de begrafenis van John.
Tom en Mary werken in hetzelfde kantoor.
Mary kocht een rok en een blouse.
Tom en Maria weten niet wat ze moeten doen.
Tom en Maria bekeken elkaar en lachten.