Examples of using "Szállodában" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon in een hotel.
- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
Hij bleef in het hotel.
- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
Heb je een kamer in het hotel gereserveerd?
Ik woon in dit hotel.
Hij heeft enkele dagen in een hotel gelogeerd.
Is er een boekhandel in het hotel?
Ze is nu in het hotel.
Heb je een kamer in het hotel gereserveerd?
Hij heeft enkele dagen in een hotel gelogeerd.
Vooraleer te gaan slapen in een hotel, ga eerst na waar de nooduitgang zich bevindt.