Examples of using "Verstorben" in a sentence and their dutch translations:
Zij is gestorven.
Zijn vader is gestorven.
Tom overleed vanmorgen.
Haar moeder is vorig jaar overleden.
Tom is afgelopen jaar overleden.
Zijn ouders zijn beiden al overleden.
Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.
Hij is gisteren overleden.
Hij vertelde me dat zijn vader was overleden.
Mijn beide ouders zijn dood.
Tom overleed vanmorgen.
Mijn ouders zijn allebei dood.
Hij is gisteren overleden.
Hij is gisteren overleden.
Met heel veel spijt hoor ik dat uw vader gestorven is.
Hij is gisteren overleden.
Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.
- De oude is vorige week overleden.
- De oude man is vorige week overleden.
Wat een tegenslag dat je vader is gestorven, mijn kind. Helaas kan ik niets doen om je te helpen.
- Een vrouw wier echtgenoot overleden is, heet een weduwe.
- Een vrouw, wier echtgenoot is overleden, noemt men weduwe.