Examples of using "Sparen" in a sentence and their dutch translations:
- Wij moeten bezuinigen.
- Wij moeten besparen.
Hij moet zijn energie sparen.
Zijn levensdoel is geld te sparen.
Die moeite kun je jezelf besparen.
Hoeveel tijd sparen we?
Wat is de beste manier om geld te besparen?
We moeten onze uitgaven beperken om geld te sparen.
Het is makkelijker veel uit te geven dan een beetje te sparen.
Ze sparen hun geld voor de aankoop van een huis.
Om geld te besparen, vliegt Tom altijd in economyclass.
Ik heb geen werk dus ik kan nooit sparen.
Bij de rijken leert men sparen, bij de armen koken.
Tom begon zelf zijn eten te koken om geld te besparen.
Tom rijdt zestig mijlen per uur op de snelweg om brandstof te besparen.
Ze werkte hard om geld te kunnen sparen.