Translation of "Radfahren" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Radfahren" in a sentence and their dutch translations:

Darf ich radfahren?

- Kan ik met mijn fiets rijden?
- Kan ik op mijn fiets rijden?

Mein Vater hat mir das Radfahren beigebracht.

Mijn vader heeft mij leren fietsen.

- Fahrradfahren verlernt man nie.
- Radfahren verlernt man nie.

- Fietsen kan men nooit verleren.
- Fietsen verleert men nooit.

- Fahrradfahren verlernt man nicht.
- Radfahren verlernt man nicht.

Fietsen kan men nooit verleren.

Beim Radfahren hat mich ein Schnellläufer überholt. Ich war sprachlos.

Tijdens het fietsen heeft een sprinter me ingehaald. Ik was sprakeloos.