Examples of using "Lehren" in a sentence and their dutch translations:
- Lesgeven is leren.
- Onderwijzen is leren.
- Leren is leren.
Onderwijzen is leren.
Engels onderwijzen is zijn beroep.
- Leer je Spaans?
- Leert u Spaans?
Kun je me leren stelen?
Ik kan je leren vechten.
Moslims houden zich aan de leer van de profeet Mohammed.
- Goede spreuken, wijze leringen moet je in praktijk brengen, niet alleen aanhoren.
- Het is niet voldoende om alleen te luisteren naar wijze woorden en leringen, men moet ze in praktijk brengen.
Ik kan je leren vechten.
- Kun je me leren stelen?
- Kunt ge mij het stelen aanleren?
Dat mensen niet veel leren van de lessen uit het verleden is de belangrijkste les die het verleden ons te leren heeft.
Tatoeba is een goede les in nederigheid. We denken allen dat we een taal goed kennen, tot wanneer we er een beetje dieper op ingaan.
- Kun je me leren stelen?
- Kunt ge mij het stelen aanleren?