Translation of "Kerze" in Dutch

- Steck die Kerze an!
- Zünde die Kerze an!

Steek de kaars aan.

Die Kerze erlosch.

De kaars is uitgegaan.

Nicht die Kerze anzünden!

Steek de kaars niet aan!

- Die Kerze ging von selber aus.
- Die Kerze ging von alleine aus.

Het kaarsje is vanzelf uitgegaan.

Tom zündete eine Kerze an.

Tom stak een kaars aan.

Die Kerze ist von selber ausgegangen.

Het kaarsje is vanzelf uitgegaan.

Die Kerze ging von selber aus.

Het kaarsje is vanzelf uitgegaan.

Für wen stellst du eine Kerze auf?

Voor wie steek jij een kaarsje op?

Tom hat die Kerze auf dem Tisch angezündet.

Tom heeft de kaars op tafel aangestoken.

Beim Betreten des Raumes bemerkte er, dass auf dem Schreibtisch eine Kerze brannte. Er erinnerte sich, dass die Kerze zuvor noch nicht da war.

Bij het binnengaan van de kamer bemerkte hij dat er een kaars brandde op tafel. Hij herinnerde zich, dat die kaars daar tevoren niet was.