Examples of using "Braut" in a sentence and their dutch translations:
Daar komt de bruid!
Zij is een bruid.
U mag nu de bruid kussen.
U mag nu de bruid kussen.
U mag nu de bruid kussen.
Ze is gekleed als een bruid.
Plotseling barstte de bruid in lachen uit.
De vader van de bruid kwam te laat op het huwelijk.