Examples of using "Alt" in a sentence and their dutch translations:
Ze is oud.
- Jij bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
- Je bent oud.
- U bent oud.
- Jullie zijn oud.
Hij werd oud.
- Hij wordt ouder.
- Hij wordt oud.
- Hoe oud bent u?
- Hoe oud ben je?
- Hoe oud zijn jullie?
"Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
"Hoe oud is ze?" "Ze is twaalf jaar oud."
"Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
- Ze is oud.
- Zij is oud.
Ze is oud.
Hij is oud.
Wat is er oud?
Ik ben oud.
Hij werd oud.
Tom is oud.
- Hij wordt ouder.
- Hij wordt oud.
- Jij bent oud.
- Je bent oud.
"Hoe oud is ze?" "Ze is twaalf jaar oud."
Ik word ouder.
'Hoe oud ben je?' 'Ik ben zestien jaar oud.'
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben 16 jaar."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
"Hoe oud is ze?" "Ze is twaalf jaar oud."
Hoe oud is deze dierentuin?
- "Hou oud ben je?" "Zestien."
- "Hoe oud ben je?" "Ik ben zestien."
Hoe oud denk je dat Tom is?
Hoe oud ben je?
- Ik ben twaalf jaar oud.
- Ik ben twaalf jaar.
Ik ben vijfenveertig jaar oud.
Hoe oud is deze dierentuin?
Hoe oud is je vader?
Welke leeftijd heeft de oudste?
Hoe oud zijn jullie kinderen?
Hoe oud is je vader?
- Jullie zijn nu oud genoeg.
- Je bent nu oud genoeg.
- Hoe oud is jouw koelkast?
- Hoe oud is jullie koelkast?
Hij is heel oud.
Mijn ouders zijn oud.
Ze zijn van dezelfde leeftijd.
Hij was heel oud.
- Hoe oud bent u?
- Hoe oud zijn jullie?
Mijn bureau is oud.
De man is oud.
Ik voel mij oud.
Hoe oud ben je?
Ik ben al oud.
Hoe oud is hij?
Het boek is oud.
Deze boeken zijn oud.
Hoe oud ben ik?
We zijn niet oud.
Ik ben te oud.
U bent niet oud.
Ik ben niet oud.
Hoe oud is Tom?
Tom is te oud.
Dit boek is oud.